Deel 5 (pocket BE2), pagina 20:
    „Ik ben geen rondwandelend pakhuis, zoals Arie. Alsjeblieft: een vuile zakdoek, een zeemansmes, het hangslot van de klerenkist in de kleine kajuit, compleet met sleutel...”
    „Als we nikkers ontmoeten, kunnen we dat duur ruilen.”
    „Of het opperhoofd aanbieden om als sieraad door zijn neus te dragen,” zei Jan. „Zo’n prachtig sieraad is nog nooit aan een nikker-opperhoofd aangeboden. Waar vind je anders een sieraad, dat je door je neus kunt halen en vervolgens op slot doen? Vrijwaart tegen verlies en diefstal.”
    „Ben je gek,” zei Bob, „we halen het Arie door zijn neus en zeggen dat hij een heel hoog en heel bijzonder opperhoofd is. [...]”


    Hangslot met sleutel.