Deel 29, pagina 6:
    „Bankpapier kun je niet eten.”
    „Kun je best eten”, verklaarde de dikkerd. „Je moet niet zo kieskeurig zijn. Ik heb als kind eens twee briefjes van honderd opgegeten die mijn vader op tafel had laten liggen. Maar het voedt niet erg, dat geef ik toe.”


    Toch zou Arie dit briefje van honderd best hebben willen eten: er zit namelijk chocolade in.