Deel 12, pagina 128:
    Jan greep Arie’s arm: „Dat is een racewagenmotor!”
    Vier minuten later kwam de wagen met een matig gangetje voorbij. Het geronk van de zware motor sloeg tegen de donkere gevel van het café. De linnen kap van de lange, lage wagen was naar beneden.
    „Dat is geen Talbot, Jan...... het is een ouwe Italiaanse Lancia.”
    Op het ogenblik dat de wagen hen passeerde, waren de silhouetten van de inzittenden haarscherp tegen het maanlicht afgetekend: een dame met een leren sportbaret op het hoofd, met naast haar een Afghaanse windhond; zijn snoet geheven; zijn lange, blonde haren fladderend in de wind.


    Sticker van Lancia.